Kinder- en jeugdpsychiater Nienke Verkuijl heeft een bijzondere loopbaan. Ze groeide op in Afrika, studeerde en werkte in Groningen, daarna op Curaçao en in het Verenigd Koninkrijk en sinds oktober 2020 werkt ze bij Jonx Ambulant en ATLASS in Groningen: ‘Ik zie cliënten met verschillende achtergronden en gevarieerde hulpvragen. Dat past goed bij mij.’

Waarom heb je voor het vakgebied kinderpsychiatrie gekozen?

In mijn tienerjaren wilde ik kinderpsycholoog of antropoloog worden. Omdat het mij ook leuk leek in Afrika te werken, waar ik ben opgegroeid, koos ik voor geneeskunde. Tijdens de opleiding tot kinderarts, bleek de kinderpsychiatrie zowel qua klinisch werk als qua onderzoeksgebied beter bij mij te passen. Kinderpsychiatrie is een mooie mix van werken met geest en lichaam, en met veel aandacht voor de sociale omgeving waar mensen zich in bevinden. Het is belangrijke om te weten wat er speelt in de samenleving en rekening te houden met cultuur. Dat vind ik interessant.

Wat bracht jou in 2020 van Oxford, Verenigd Koninkrijk naar Groningen?

In het begin van mijn opleiding tot kinderarts ging ik naar Engeland. De hoofdreden was de liefde en ik vond het ook een interessante plek om te zijn, omdat er veel mensen van verschillende culturen werken en wonen. Het idee was om niet heel lang te blijven, maar ik heb er uiteindelijk zestien jaar gewoond. Wij hadden als gezin een heel goed leven in Engeland, maar vanwege onder andere familieomstandigheden en Brexit besloten we terug te gaan naar Nederland. De coronatijd maakte het makkelijk om online mensen te spreken binnen alle grote jeugd-ggz-organisaties in het Noorden van Nederland en een idee te krijgen van de werkcultuur binnen de verschillende organisaties. Jonx, Lentis bood mij een breed pakket aan, met onderzoeksmogelijkheden, de kans om mij te scholen als systeemtherapeut en bij te dragen aan de opleiding tot psychiater.

Kun je iets meer jouw werkplek vertellen?

Ik werk vier uur per week bij de Afdeling Trainen en Leren voor Jongvolwassenen met Autisme (ATLASS), waar jongvolwassenen met complexe ASS ondersteund worden om zelfstandig te gaan wonen en werken. Lichamelijke en psychische problemen kunnen het trainingstraject in de weg staan en het is mijn rol om samen met de verpleegkundigen en andere begeleiders zorgvragen te signaleren en er gepaste zorg voor te bieden en te vinden. De rest van de week werk ik bij Jonx Ambulant, de specialistisch ggz voor kinderen en jongeren van nul tot achttien jaar.

Wat zijn daar zoal je werkzaamheden?

Het werk is heel gevarieerd, want we zien kinderen en gezinnen met allerlei soorten hulpvragen, we zien bijvoorbeeld mensen met angst, somberheid en ontwikkelingsproblematiek zoals ADHD en ASS. Vaak is er sprake van een meervoudige en complexe hulpvraag, waarvoor het werken in een multidisciplinair team heel belangrijk is. Binnen het team help ik mee bij het nadenken over casuïstiek, heb ik oog voor de verschillende systemen waar het kind zich in bevindt – zoals gezin, familie, school, vrienden en cultuur – schrijf ik medicatie voor en begeleid ik psychiaters en verpleegkundig specialisten in opleiding.

Hoe zou je het team bij Jonx Ambulant omschrijven?

Het team is erg ondersteunend en de sfeer is goed. We zorgen voor elkaar. Als team leiden we ook mensen op. Dat geeft een frisse sfeer. Er worden veel vragen gesteld en dat houdt mij scherp. Daarnaast kunnen wij ons dankzij bijscholing, specialisatiemogelijkheden en deskundigheidsgroepen continu ontwikkelen. Verder ben ik blij met het management. Er wordt geluisterd naar feedback en het wordt opgepakt. Bovendien krijgen we als team de ruimte om vorm te geven aan het werk dat we doen. De samenwerking buiten het team is ook prettig. Dat is het voordeel van een grote organisatie als Lentis. We hebben goede en ervaren collega’s in huis, waardoor we veel aankunnen en een brede cliëntengroep met verschillende achtergronden kunnen helpen. Ik vind het leuk dat ik door onze brede doelgroep mijn verschillende vaardigheden levend kan houden. A change is as good as a rest, zoals de Engelsen zeggen.

Wat maakt jouw werk nog meer zo leuk?

De relaties die je opbouwt zijn essentieel voor het werk dat je doet, zowel met collega’s als met cliënten en hun gezinnen en het bredere systeem waar ze zich in bevinden. Dat je dicht bij je cliënten staat, maakt het werk soms ook zwaar, want ik voel mij erg betrokken. Tegelijkertijd zijn het aangaan van deze relaties het allermooiste van het vak. Ook vind ik het fijn dat ik bij Jonx de ruimte en tijd krijg om het systeem om het kind te begrijpen. Gezin, school en vriendschappen zijn belangrijk om in kaart te brengen. Ouders zijn een zeer belangrijke hulpbron en de samenwerking met elkaar vinden is waardevol. Ouders zijn in het verleden in de psychiatrie wel onterecht beschuldigd van het beschadigen van hun kind, bijvoorbeeld toen de gedachte nog heerste dat schizofrenie door de ‘koelkastmoeder’ werd veroorzaakt.

Welk stigma kom jij bijvoorbeeld nog tegen?

In psychiatrische problematiek komt er nog steeds vrij snel een schuldvraag om de hoek kijken, eerder dan bij bijvoorbeeld een lichamelijke ziekte, zowel vanuit de cliënt als uit de omgeving. Daardoor kan het idee ontstaan dat mensen met psychische problematiek beter hun best moeten doen. Het is voor mij belangrijk om de meerdere kanten van een verhaal te begrijpen, en aspecten van een verhaal minder belangrijk te maken die schuld en negatieve gevoelens doen toenemen en zo herstel in de weg kunnen staan. Er zijn mooie bewegingen in de psychiatrie aan de gang die ook stigmaverlagend werken, zoals psychiaters die open zijn over hun eigen psychische problematiek. Een voorbeeld is kinder- en jeugdpsychiater Menno Oosterhoff, die publiekelijk over zijn eigen dwangstoornis schrijft en praat.

Zijn er bepaalde eigenschappen of vaardigheden belangrijk in jouw vak?

Het is belangrijk om goed te kunnen luisteren naar een kind en zijn of haar gezin en vooral ook de positieve en hoopvolle aspecten van een verhaal te kunnen horen, naast de klacht waarmee ze komen. Verder is het nuttig als je goed kunt observeren en, om het werk goed aan te kunnen, moet je niet te veel in de knoop zitten met jezelf. Leertherapie is daar belangrijk bij. Daarnaast is samenwerken essentieel, omdat je niet kunt verwachten van jezelf dat je alles weet of snapt: ik overleg regelmatig met collega’s zowel binnen als buiten mijn eigen organisaties, de afdeling kindergeneeskunde en huisartsen. Of als er bijvoorbeeld kinderen met een andere culturele achtergrond komen, overleggen we wanneer nodig met het Centrum voor Transculturele Psychiatrie in Beilen. Eerder noemde ik al de samenwerking met het systeem, zoals scholen. Hierbij merk je ook de zorgzaamheid van Groningers en hoe er een sociaal contract is om met z’n allen zo goed mogelijk te zorgen. Klasse speelt een wat minder grote rol in de toedeling van zorg dan in bijvoorbeeld Engeland. Dat vind ik mooi. Er is minder sprake van exceptionalisme – hier zien de scholen zichzelf als een afspiegeling van de maatschappij. Ze zijn er voor elke leerling en daar houd ik van.

Dus het werken in het Noorden bevalt je?

Ik vind het heerlijk! Ik vind de mensen aardig, je hebt de ruimte, er is veel cultuur en ik kan alles op de fiets doen. Ik ging laatst tijdens een weekenddienst op de fiets op huisbezoek in Noord-Groningen – toen dacht ik: dit is de beste baan ooit. Verder is de stad Groningen veel multicultureler geworden dan twintig jaar geleden, een positieve ontwikkeling. Bovendien is het een democratische en eerlijke stad. Natuurlijk zijn er wijken waar het minder goed gaat, maar de gemeente werkt hard aan de leefbaarheid van alle wijken. Bijvoorbeeld in hoe ze nadenken over de manier waarop er wordt gebouwd, de recreatiemogelijkheden en door de aanleg van fietspaden.

Heb je tot slot nog tips voor nieuwkomers bij Lentis?

Neem de tijd om kennis te maken en te praten met mensen. Dat is het allerbelangrijkste. Je kunt dit werk niet alleen doen, dus je moet wel weten waar je om hulp kunt vragen. Omdat je hier multidisciplinair werkt, raad ik aan om met andere collega’s mee te lopen, zodat je hun skills leert kennen. Dat is een echte kracht: weten wat de anderen kunnen, want je hoeft niet alles zelf te kunnen.